Dutch
Detailed Translations for overspelen from Dutch to English
overspelen:
-
overspelen
Conjugations for overspelen:
o.t.t.
- overspeel
- overspeelt
- overspeelt
- overspelen
- overspelen
- overspelen
o.v.t.
- overspeelde
- overspeelde
- overspeelde
- overspeelden
- overspeelden
- overspeelden
v.t.t.
- heb overspeeld
- hebt overspeeld
- heeft overspeeld
- hebben overspeeld
- hebben overspeeld
- hebben overspeeld
v.v.t.
- had overspeeld
- had overspeeld
- had overspeeld
- hadden overspeeld
- hadden overspeeld
- hadden overspeeld
o.t.t.t.
- zal overspelen
- zult overspelen
- zal overspelen
- zullen overspelen
- zullen overspelen
- zullen overspelen
o.v.t.t.
- zou overspelen
- zou overspelen
- zou overspelen
- zouden overspelen
- zouden overspelen
- zouden overspelen
en verder
- ben overspeeld
- bent overspeeld
- is overspeeld
- zijn overspeeld
- zijn overspeeld
- zijn overspeeld
diversen
- overspeel!
- overspeelt!
- overspeeld
- overspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overspelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
replay | overspelen |
Related Words for "overspelen":
overspelen form of overspel:
Translation Matrix for overspel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
adultery | overspel |
Related Words for "overspel":
External Machine Translations: