Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schandmerk:
  2. schandmerken:


Dutch

Detailed Translations for schandmerk from Dutch to English

schandmerk:

schandmerk [het ~] noun

  1. het schandmerk (schandvlek; smet)
    the mark of infamy; the stigma; the stain

Translation Matrix for schandmerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
mark of infamy schandmerk; schandvlek; smet
stain schandmerk; schandvlek; smet beits; moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vuile plek
stigma schandmerk; schandvlek; smet stigma; wondteken van Christus
VerbRelated TranslationsOther Translations
stain afgeven; beitsen; besmeuren; bevlekken; bezoedelen; smetten; vlekken

Related Words for "schandmerk":


schandmerk form of schandmerken:

schandmerken verb (schandmerk, schandmerkt, schandmerkte, schandmerkten, geschandmerkt)

  1. schandmerken
    to stigmatize
    – mark with a stigma or stigmata 1
    • stigmatize verb, American (stigmatizes, stigmatized, stigmatizing)
      • They wanted to stigmatize the adulteress1
    to stigmify; to stigmatise

Conjugations for schandmerken:

o.t.t.
  1. schandmerk
  2. schandmerkt
  3. schandmerkt
  4. schandmerken
  5. schandmerken
  6. schandmerken
o.v.t.
  1. schandmerkte
  2. schandmerkte
  3. schandmerkte
  4. schandmerkten
  5. schandmerkten
  6. schandmerkten
v.t.t.
  1. ben geschandmerkt
  2. bent geschandmerkt
  3. is geschandmerkt
  4. zijn geschandmerkt
  5. zijn geschandmerkt
  6. zijn geschandmerkt
v.v.t.
  1. was geschandmerkt
  2. was geschandmerkt
  3. was geschandmerkt
  4. waren geschandmerkt
  5. waren geschandmerkt
  6. waren geschandmerkt
o.t.t.t.
  1. zal schandmerken
  2. zult schandmerken
  3. zal schandmerken
  4. zullen schandmerken
  5. zullen schandmerken
  6. zullen schandmerken
o.v.t.t.
  1. zou schandmerken
  2. zou schandmerken
  3. zou schandmerken
  4. zouden schandmerken
  5. zouden schandmerken
  6. zouden schandmerken
diversen
  1. schandmerk!
  2. schandmerkt!
  3. geschandmerkt
  4. schandmerkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schandmerken [de ~] noun, plural

  1. de schandmerken (schandvlekken)
    the blemishes; the stigmas; the blots

Translation Matrix for schandmerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
blemishes schandmerken; schandvlekken
blots schandmerken; schandvlekken
stigmas schandmerken; schandvlekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
stigmatise schandmerken branden; brandmerken; inbranden; markeren; stigmatiseren; van stigma's voorzien
stigmatize schandmerken branden; brandmerken; inbranden; markeren; stigmatiseren; van stigma's voorzien
stigmify schandmerken

Related Words for "schandmerken":