Dutch
Detailed Translations for schouwen from Dutch to English
schouwen:
-
schouwen (examineren; controleren; inspecteren; keuren)
-
schouwen (kijken; toeschouwen)
Conjugations for schouwen:
o.t.t.
- schouw
- schouwt
- schouwt
- schouwen
- schouwen
- schouwen
o.v.t.
- schouwde
- schouwde
- schouwde
- schouwden
- schouwden
- schouwden
v.t.t.
- heb geschouwd
- hebt geschouwd
- heeft geschouwd
- hebben geschouwd
- hebben geschouwd
- hebben geschouwd
v.v.t.
- had geschouwd
- had geschouwd
- had geschouwd
- hadden geschouwd
- hadden geschouwd
- hadden geschouwd
o.t.t.t.
- zal schouwen
- zult schouwen
- zal schouwen
- zullen schouwen
- zullen schouwen
- zullen schouwen
o.v.t.t.
- zou schouwen
- zou schouwen
- zou schouwen
- zouden schouwen
- zouden schouwen
- zouden schouwen
en verder
- ben geschouwd
- bent geschouwd
- is geschouwd
- zijn geschouwd
- zijn geschouwd
- zijn geschouwd
diversen
- schouw!
- schouwt!
- geschouwd
- schouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de schouwen (schoorstenen; schoorsteenpijpen)
Translation Matrix for schouwen:
Related Words for "schouwen":
schouw:
-
de schouw (schoorsteenmantel; schoorsteen)
-
de schouw (openhaard)
Translation Matrix for schouw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chimney | openhaard; schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | chimney |
chimney-piece | schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | |
mantelpiece | schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | |
mantelshelf | schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw |