Dutch
Detailed Translations for schrikken from Dutch to English
schrikken:
-
schrikken
Conjugations for schrikken:
o.t.t.
- schrik
- schrikt
- schrikt
- schrikken
- schrikken
- schrikken
o.v.t.
- schrok
- schrok
- schrok
- schrokken
- schrokken
- schrokken
v.t.t.
- ben geschrokken
- bent geschrokken
- is geschrokken
- zijn geschrokken
- zijn geschrokken
- zijn geschrokken
v.v.t.
- was geschrokken
- was geschrokken
- was geschrokken
- waren geschrokken
- waren geschrokken
- waren geschrokken
o.t.t.t.
- zal schrikken
- zult schrikken
- zal schrikken
- zullen schrikken
- zullen schrikken
- zullen schrikken
o.v.t.t.
- zou schrikken
- zou schrikken
- zou schrikken
- zouden schrikken
- zouden schrikken
- zouden schrikken
diversen
- schrik!
- schrikt!
- geschrokken
- schrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schrikken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be frightened | schrikken | |
be scared | schrikken | |
frighten somebody | schrikken | |
startle somebody | schrikken |
Related Words for "schrikken":
Related Definitions for "schrikken":
schrik:
-
de schrik (verbijstering)
Translation Matrix for schrik:
Related Words for "schrik":
Wiktionary Translations for schrik:
schrik
Cross Translation:
noun
schrik
-
het ervaren van een gevoel van angst als gevolg van een plotselinge verandering
- schrik → fright
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schrik | → fright; scare | ↔ Schreck — heftige Emotion, die durch die Wahrnehmung von etwas Unerwartetem oder Bedrohlichem ausgelöst wird |
• schrik | → apprehension | ↔ appréhension — Crainte, peur (2) |
• schrik | → dread | ↔ frayeur — trouble véhément causer par la menace d’un mal véritable ou l’idée d’un mal imaginaire. |