Dutch
Detailed Translations for snijwerk maken from Dutch to English
snijwerk maken:
snijwerk maken verb (maak snijwerk, maakt snijwerk, maakte snijwerk, maakten snijwerk, snijwerk gemaakt)
-
snijwerk maken (kerven)
Conjugations for snijwerk maken:
o.t.t.
- maak snijwerk
- maakt snijwerk
- maakt snijwerk
- maken snijwerk
- maken snijwerk
- maken snijwerk
o.v.t.
- maakte snijwerk
- maakte snijwerk
- maakte snijwerk
- maakten snijwerk
- maakten snijwerk
- maakten snijwerk
v.t.t.
- heb snijwerk gemaakt
- hebt snijwerk gemaakt
- heeft snijwerk gemaakt
- hebben snijwerk gemaakt
- hebben snijwerk gemaakt
- hebben snijwerk gemaakt
v.v.t.
- had snijwerk gemaakt
- had snijwerk gemaakt
- had snijwerk gemaakt
- hadden snijwerk gemaakt
- hadden snijwerk gemaakt
- hadden snijwerk gemaakt
o.t.t.t.
- zal snijwerk maken
- zult snijwerk maken
- zal snijwerk maken
- zullen snijwerk maken
- zullen snijwerk maken
- zullen snijwerk maken
o.v.t.t.
- zou snijwerk maken
- zou snijwerk maken
- zou snijwerk maken
- zouden snijwerk maken
- zouden snijwerk maken
- zouden snijwerk maken
en verder
- ben snijwerk gemaakt
- bent snijwerk gemaakt
- is snijwerk gemaakt
- zijn snijwerk gemaakt
- zijn snijwerk gemaakt
- zijn snijwerk gemaakt
diversen
- maak snijwerk!
- maakt snijwerk!
- snijwerk gemaakt
- snijwerk makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze