Dutch
Detailed Translations for spanen from Dutch to English
spanen:
Related Words for "spanen":
span:
-
de span (groep van twee of meer; stel; koppel)
Translation Matrix for span:
Noun | Related Translations | Other Translations |
match pair | groep van twee of meer; koppel; span; stel | |
set | groep van twee of meer; koppel; span; stel | accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep; hoop; kliek; manche; onderonsje; partij; pot; samenscholing; set; strijd; troep; wedstrijd |
team | groep van twee of meer; koppel; span; stel | elf; elftal; equipe; legers; manschappen; partij; ploeg; team; werkgroep |
Verb | Related Translations | Other Translations |
set | deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
set | star; strak; strakgespannen; verstard |