Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. speelseizoen:


Dutch

Detailed Translations for speelseizoen from Dutch to English

speelseizoen:

speelseizoen [znw.] noun

  1. speelseizoen (toneelseizoen)
    the play-season; the theatrical season

Translation Matrix for speelseizoen:

NounRelated TranslationsOther Translations
play-season speelseizoen; toneelseizoen
theatrical season speelseizoen; toneelseizoen

Related Words for "speelseizoen":

  • speelseizoenen