Dutch
Detailed Translations for sterken from Dutch to English
sterken:
-
sterken (versterken; sterker worden)
-
sterken (zijn heil zoeken in; troosten; laven)
Conjugations for sterken:
o.t.t.
- sterk
- sterkt
- sterkt
- sterken
- sterken
- sterken
o.v.t.
- sterkte
- sterkte
- sterkte
- sterkten
- sterkten
- sterkten
v.t.t.
- ben gesterkt
- bent gesterkt
- is gesterkt
- zijn gesterkt
- zijn gesterkt
- zijn gesterkt
v.v.t.
- was gesterkt
- was gesterkt
- was gesterkt
- waren gesterkt
- waren gesterkt
- waren gesterkt
o.t.t.t.
- zal sterken
- zult sterken
- zal sterken
- zullen sterken
- zullen sterken
- zullen sterken
o.v.t.t.
- zou sterken
- zou sterken
- zou sterken
- zouden sterken
- zouden sterken
- zouden sterken
diversen
- sterk!
- sterkt!
- gesterkt
- sterkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for sterken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
become stronger | sterken; sterker worden; versterken | |
intensify | sterken; sterker worden; versterken | aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken |
reinforce | sterken; sterker worden; versterken | bepantseren; bewapenen; harnassen; sterker maken; wapenen |
seek refuge in | laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in | |
strengthen | sterken; sterker worden; versterken | aanscherpen; intensiveren; sterker maken; toespitsen; verhevigen; versterken |