Dutch
Detailed Translations for stijf maken from Dutch to English
stijf maken:
-
stijf maken (stijven)
Conjugations for stijf maken:
o.t.t.
- maak stijf
- maakt stijf
- maakt stijf
- maken stijf
- maken stijf
- maken stijf
o.v.t.
- maakte stijf
- maakte stijf
- maakte stijf
- maakten stijf
- maakten stijf
- maakten stijf
v.t.t.
- heb stijf gemaakt
- hebt stijf gemaakt
- heeft stijf gemaakt
- hebben stijf gemaakt
- hebben stijf gemaakt
- hebben stijf gemaakt
v.v.t.
- had stijf gemaakt
- had stijf gemaakt
- had stijf gemaakt
- hadden stijf gemaakt
- hadden stijf gemaakt
- hadden stijf gemaakt
o.t.t.t.
- zal stijf maken
- zult stijf maken
- zal stijf maken
- zullen stijf maken
- zullen stijf maken
- zullen stijf maken
o.v.t.t.
- zou stijf maken
- zou stijf maken
- zou stijf maken
- zouden stijf maken
- zouden stijf maken
- zouden stijf maken
en verder
- ben stijf gemaakt
- bent stijf gemaakt
- is stijf gemaakt
- zijn stijf gemaakt
- zijn stijf gemaakt
- zijn stijf gemaakt
diversen
- maak stijf!
- maakt stijf!
- stijf gemaakt
- stijf makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stijf maken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
starch | stijfsel; zetmeel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
starch | stijf maken; stijven | |
stiffen | stijf maken; stijven | verstarren; verstenen; verstijven |