Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tandwielen:
  2. tandwiel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tandwielen from Dutch to English

tandwielen:

tandwielen [de ~] noun, plural

  1. de tandwielen
    the gearwheels; the cogwheels; the gears

Translation Matrix for tandwielen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cogwheels tandwielen
gears tandwielen
gearwheels tandwielen

Related Words for "tandwielen":


tandwielen form of tandwiel:

tandwiel [het ~] noun

  1. het tandwiel (tandrad)
    the gear; the cogwheel
    – a toothed wheel that engages another toothed mechanism in order to change the speed or direction of transmitted motion 1
    the gear-wheel
    the cog
    – tooth on the rim of gear wheel 1
    • cog [the ~] noun

Translation Matrix for tandwiel:

NounRelated TranslationsOther Translations
cog tandrad; tandwiel
cogwheel tandrad; tandwiel
gear tandrad; tandwiel benodigde; gareel; harnas; kleding; kleren; monstering; outfit; outillage; plunje; schakelinrichting; tenue; toom; tuig; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering; versnelling
gear-wheel tandrad; tandwiel kamwiel; kettingrad; kettingwiel

Related Words for "tandwiel":


Wiktionary Translations for tandwiel:

tandwiel
noun
  1. een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht
tandwiel
noun
  1. wheel with a toothed rim
  2. a wheel with grooves
  3. gear wheel
  4. unimportant individual
  5. gear; a cogwheel
  6. toothed wheel

Cross Translation:
FromToVia
tandwiel gear wheel; cog wheel ZahnradTechnik: eine kreisförmige Scheibe mit regelmäßigen Einkerbungen (Zähnen, Zacken), die zum Übertragen von (Bewegungs-)Kräften verwendet wird