Dutch
Detailed Translations for terugtreden from Dutch to English
terugtreden:
-
terugtreden (op de achtergrond treden)
Conjugations for terugtreden:
o.t.t.
- treed terug
- treedt terug
- treedt terug
- treden terug
- treden terug
- treden terug
o.v.t.
- trad terug
- trad terug
- trad terug
- traden terug
- traden terug
- traden terug
v.t.t.
- heb teruggetreden
- hebt teruggetreden
- heeft teruggetreden
- hebben teruggetreden
- hebben teruggetreden
- hebben teruggetreden
v.v.t.
- had teruggetreden
- had teruggetreden
- had teruggetreden
- hadden teruggetreden
- hadden teruggetreden
- hadden teruggetreden
o.t.t.t.
- zal terugtreden
- zult terugtreden
- zal terugtreden
- zullen terugtreden
- zullen terugtreden
- zullen terugtreden
o.v.t.t.
- zou terugtreden
- zou terugtreden
- zou terugtreden
- zouden terugtreden
- zouden terugtreden
- zouden terugtreden
en verder
- ben teruggetreden
- bent teruggetreden
- is teruggetreden
- zijn teruggetreden
- zijn teruggetreden
- zijn teruggetreden
diversen
- treed terug!
- treedt terug!
- teruggetreden
- terugtredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze