Summary
Dutch
Detailed Translations for toehoren from Dutch to English
toehoren:
Conjugations for toehoren:
o.t.t.
- hoor toe
- hoort toe
- hoort toe
- horen toe
- horen toe
- horen toe
o.v.t.
- hoorde toe
- hoorde toe
- hoorde toe
- hoorden toe
- hoorden toe
- hoorden toe
v.t.t.
- heb toegehoord
- hebt toegehoord
- heeft toegehoord
- hebben toegehoord
- hebben toegehoord
- hebben toegehoord
v.v.t.
- had toegehoord
- had toegehoord
- had toegehoord
- hadden toegehoord
- hadden toegehoord
- hadden toegehoord
o.t.t.t.
- zal toehoren
- zult toehoren
- zal toehoren
- zullen toehoren
- zullen toehoren
- zullen toehoren
o.v.t.t.
- zou toehoren
- zou toehoren
- zou toehoren
- zouden toehoren
- zouden toehoren
- zouden toehoren
en verder
- ben toegehoord
- bent toegehoord
- is toegehoord
- zijn toegehoord
- zijn toegehoord
- zijn toegehoord
diversen
- hoor toe!
- hoort toe!
- toegehoord
- tehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toehoren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hear out | aanhoren; luisteren; toehoren | |
listen | aanhoren; luisteren; toehoren | aandachtig luisteren; beluisteren; gehoorzamen; luisteren; opletten; toeluisteren |
listen to | aanhoren; luisteren; toehoren | |
Other | Related Translations | Other Translations |
listen | hoor eens; luister eens |