Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. treiter:
  2. treiteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for treiter from Dutch to English

treiter:

treiter [de ~ (m)] noun

  1. de treiter
    the baiter

Translation Matrix for treiter:

NounRelated TranslationsOther Translations
baiter treiter

Related Words for "treiter":


treiter form of treiteren:

treiteren verb (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)

  1. treiteren (pesten; plagen; koeioneren; )
    to tease; to bully; to antagonize; to pester; to harass; to provoke; to antagonise
    • tease verb (teases, teased, teasing)
    • bully verb (bullies, bullied, bullying)
    • antagonize verb, American (antagonizes, antagonized, antagonizing)
    • pester verb (pesters, pestered, pestering)
    • harass verb (harasses, harassed, harassing)
    • provoke verb (provokes, provoked, provoking)
    • antagonise verb, British
  2. treiteren (sarren; uitdagen; pesten; )
    to nag
    • nag verb (nags, nagged, nagging)

Conjugations for treiteren:

o.t.t.
  1. treiter
  2. treitert
  3. treitert
  4. treiteren
  5. treiteren
  6. treiteren
o.v.t.
  1. treiterde
  2. treiterde
  3. treiterde
  4. treiterden
  5. treiterden
  6. treiterden
v.t.t.
  1. heb getreiterd
  2. hebt getreiterd
  3. heeft getreiterd
  4. hebben getreiterd
  5. hebben getreiterd
  6. hebben getreiterd
v.v.t.
  1. had getreiterd
  2. had getreiterd
  3. had getreiterd
  4. hadden getreiterd
  5. hadden getreiterd
  6. hadden getreiterd
o.t.t.t.
  1. zal treiteren
  2. zult treiteren
  3. zal treiteren
  4. zullen treiteren
  5. zullen treiteren
  6. zullen treiteren
o.v.t.t.
  1. zou treiteren
  2. zou treiteren
  3. zou treiteren
  4. zouden treiteren
  5. zouden treiteren
  6. zouden treiteren
en verder
  1. ben getreiterd
  2. bent getreiterd
  3. is getreiterd
  4. zijn getreiterd
  5. zijn getreiterd
  6. zijn getreiterd
diversen
  1. treiter!
  2. treitert!
  3. getreiterd
  4. treiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

treiteren [znw.] noun

  1. treiteren
    the tormenting

Translation Matrix for treiteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bully bullebak; bullebijter; despoot; kwelduivel; overheerser; pestkop; plaaggeest; tiran; treiteraar
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
pester bullebak; bullebijter
tormenting treiteren
VerbRelated TranslationsOther Translations
antagonise koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
antagonize koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
bully koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren intimideren; ringeloren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
harass koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren lastigvallen; teisteren
nag jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandringen; chicaneren; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; klagen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; zeiken; zeuren
pester koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren chicaneren; dwarszitten; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; wegpesten
provoke koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren aanleiding geven tot; aanzetten tot; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken; verwekken
tease koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren foppen; in de maling nemen; ontlokken; te pakken nemen; voor de gek houden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
tormenting tergend; treiterig

Related Words for "treiteren":


Wiktionary Translations for treiteren:

treiteren
verb
  1. rottigheid uithalen ten nadele van iemand met het doel diegene dwars te zitten
treiteren
verb
  1. to intimidate

Cross Translation:
FromToVia
treiteren pester triezen — (transitiv) jemanden sehr ärgern oder quälen, so dass es ihm körperlich oder seelisch stark zusetzt
treiteren torment; agonize; bully; distress; harass; torture tourmenter — Faire souffrir quelque tourment de corps.