Dutch
Detailed Translations for uit het ei kruipen from Dutch to English
uit het ei kruipen:
uit het ei kruipen verb (kruip uit het ei, kruipt uit het ei, kroop uit het ei, kropen uit het ei, uit het ei gekropen)
-
uit het ei kruipen
Conjugations for uit het ei kruipen:
o.t.t.
- kruip uit het ei
- kruipt uit het ei
- kruipt uit het ei
- kruipen uit het ei
- kruipen uit het ei
- kruipen uit het ei
o.v.t.
- kroop uit het ei
- kroop uit het ei
- kroop uit het ei
- kropen uit het ei
- kropen uit het ei
- kropen uit het ei
v.t.t.
- ben uit het ei gekropen
- bent uit het ei gekropen
- is uit het ei gekropen
- zijn uit het ei gekropen
- zijn uit het ei gekropen
- zijn uit het ei gekropen
v.v.t.
- was uit het ei gekropen
- was uit het ei gekropen
- was uit het ei gekropen
- waren uit het ei gekropen
- waren uit het ei gekropen
- waren uit het ei gekropen
o.t.t.t.
- zal uit het ei kruipen
- zult uit het ei kruipen
- zal uit het ei kruipen
- zullen uit het ei kruipen
- zullen uit het ei kruipen
- zullen uit het ei kruipen
o.v.t.t.
- zou uit het ei kruipen
- zou uit het ei kruipen
- zou uit het ei kruipen
- zouden uit het ei kruipen
- zouden uit het ei kruipen
- zouden uit het ei kruipen
diversen
- kruip uit het ei!
- kruipt uit het ei!
- uit het ei gekropen
- uit het ei kruipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uit het ei kruipen
Translation Matrix for uit het ei kruipen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
come out of the shell | uit het ei kruipen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
burst from the egg | uit het ei kruipen | |
come out of the shell | uit ei kruipen |