Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate vakantie

Translate vakantie from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

vakantie:
- vacation; leave; furlough; day off; floating day; study leave; sabbatical; holiday
Wiktionary:
- vakantie → holiday, vacation, time off, hiatus
- vakantie → holiday, vacation, leave, furlough, discharge, paying off, dismissal, lay-off, sack, spare time, time off, leisure

Dutch

Detailed Translations for vakantie from Dutch to English

vakantie:

vakantie [de ~ (v)] noun

de vakantie (verloftijd; verlof; snipperdag; verlofjaar)

– periode waarin je vrij hebt van school of werk ¹
the vacation
– leisure time away from work devoted to rest or pleasure ²
- vacation [the ~] noun
  - we get two weeks of vacation every summer²
the leave
– the period of time during which you are absent from work or duty ²
- leave [the ~] noun
  - a ten day's leave to visit his mother²
the furlough; the floating day; the study leave
- furlough [the ~] noun
- floating day [the ~] noun
- study leave [the ~] noun
the day off
– a day when you are not required to work ²
- day off [the ~] noun
  - Thursday is his day off²
the sabbatical
– a leave usually taken every seventh year ²
- sabbatical [the ~] noun
de vakantie

– periode waarin je vrij hebt van school of werk ¹
the holiday
– leisure time away from work devoted to rest or pleasure ²
- holiday [the ~] noun
  - we took a short holiday in Puerto Rico²

Translation Matrix for vakantie:

Noun	Related Translations	Other Translations
day off	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd	rustdag; uitgaansdag; vakantiedag; verlofdag
floating day	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
furlough	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
holiday	vakantie	rustdag
leave	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd	heengaan; vertrekken
sabbatical	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd	studieverlof
study leave	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd	studieverlof
vacation	snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd
Verb	Related Translations	Other Translations
leave		afgeven; afleveren; afreizen; afsteken; afvaren; bestellen; bezorgen; brengen; gaan; heengaan; in de steek laten; opbreken; opstappen; overhandigen; overlaten; smeren; thuisbezorgen; uitgaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich verwijderen

Related Words for "vakantie":

vakanties

Antonyms for "vakantie":

arbeid; werk

Related Definitions for "vakantie":

periode waarin je vrij hebt van school of werk¹
- in de vakantie zwem ik elke dag¹

Wiktionary Translations for vakantie:

vakantie

noun

een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen
- vakantie → holiday; vacation; time off
een reis in de vakantie
- vakantie → holiday

vakantie

noun

period during which pupils and students do not attend their school or university
- holiday → vakantie
period taken off work or study for travel
- holiday → vakantie
period of one or more days taken off work by an employee for leisure
- holiday → vakantie
vacation
- hiatus → vakantie
holiday, period of leisure time
- vacation → vakantie

Cross Translation:

From	To	Via
• vakantie	→ holiday; vacation; leave; furlough	↔ Urlaub — die vom Arbeitgeber dem abhängig Beschäftigten oder Dienstherrn dem Unterstellten gewährte Freizeit in Höhe von einem oder meist mehreren Werktagen
• vakantie	→ holiday; vacation; leave; furlough	↔ Urlaub — kurz für: eine während des Urlaubs^[1] unternommene Reise
• vakantie	→ discharge; paying off; dismissal; lay-off; sack; spare time; time off; vacation; holiday; leave; leisure	↔ congé — permission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer.
• vakantie	→ holiday	↔ vacance — Temps pendant lequel les études cessent (2)
• vakantie	→ holiday	↔ vacance — Temps de repos accordé aux employés (3)

Related Translations for vakantie

grote vakantie