Dutch
Detailed Translations for vastslaan from Dutch to English
vastslaan:
-
vastslaan (spijkeren; vastnagelen; klinken; timmeren; vastspijkeren)
Translation Matrix for vastslaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hammer | hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer | |
nail | klinknagel; nagel; spijker | |
spike | hoogste punt; piek; top | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drive in nails | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
hammer | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren |
nail | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
nail down | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
spike | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | aan de spies rijgen; hameren; kloppen met een hamer; spietsen |