Summary
Dutch
Detailed Translations for verduren from Dutch to English
verduren:
Conjugations for verduren:
o.t.t.
- verduur
- verduurt
- verduurt
- verduren
- verduren
- verduren
o.v.t.
- verduurde
- verduurde
- verduurde
- verduurden
- verduurden
- verduurden
v.t.t.
- heb verduurd
- hebt verduurd
- heeft verduurd
- hebben verduurd
- hebben verduurd
- hebben verduurd
v.v.t.
- had verduurd
- had verduurd
- had verduurd
- hadden verduurd
- hadden verduurd
- hadden verduurd
o.t.t.t.
- zal verduren
- zult verduren
- zal verduren
- zullen verduren
- zullen verduren
- zullen verduren
o.v.t.t.
- zou verduren
- zou verduren
- zou verduren
- zouden verduren
- zouden verduren
- zouden verduren
diversen
- verduur!
- verduurt!
- verduurd
- verdurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze