Dutch
Detailed Translations for verketteren from Dutch to English
verketteren:
-
verketteren
Conjugations for verketteren:
o.t.t.
- verketter
- verkettert
- verkettert
- verketteren
- verketteren
- verketteren
o.v.t.
- verketterde
- verketterde
- verketterde
- verketterden
- verketterden
- verketterden
v.t.t.
- heb verketterd
- hebt verketterd
- heeft verketterd
- hebben verketterd
- hebben verketterd
- hebben verketterd
v.v.t.
- had verketterd
- had verketterd
- had verketterd
- hadden verketterd
- hadden verketterd
- hadden verketterd
o.t.t.t.
- zal verketteren
- zult verketteren
- zal verketteren
- zullen verketteren
- zullen verketteren
- zullen verketteren
o.v.t.t.
- zou verketteren
- zou verketteren
- zou verketteren
- zouden verketteren
- zouden verketteren
- zouden verketteren
diversen
- verketter!
- verkettert!
- verketterd
- verketterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verketteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
castigate | verketteren | aframmelen; afranselen; afrossen; afstraffen; aftuigen; berispen; hekelen; in elkaar timmeren; manen; straffen; terechtwijzen; toetakelen; vermanen; waarschuwen |
decry | verketteren | berispen; hekelen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen |
denounce | verketteren | aanklagen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; berispen; beschuldigen; betichten; klikken; manen; slecht voorstellen; ten laste leggen; terechtwijzen; verklappen; vermanen; verwerpen; waarschuwen |