Noun | Related Translations | Other Translations |
advance
|
|
aantocht; avance; kasvoorschot; opmars; rijzing; toenadering; voorschot; voortgang
|
favor
|
|
begunstiging; bevoorrechting; dienst; gunst
|
favour
|
|
begunstiging; bevoorrechting; dienst; gunst
|
push forward
|
|
oprukken
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
advance
|
duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven
|
avanceren; bevorderd worden; bevorderen; helpen; hogerop komen; naar voren plaatsen; naderen; opmarcheren; oprukken; promoten; promoveren; tegemoetkomen; toenaderen; vervroegen; voorschieten; voorwaarts gaan; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken
|
favor
|
begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
|
bevoorrechten; voorrechten toekennen
|
favour
|
begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
|
bevoorrechten; voorrechten toekennen
|
give preference
|
begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken
|
bevoorrechten; voorrechten toekennen
|
move up
|
duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven
|
aan een ander overlaten; doorschuiven; inschikken
|
push forward
|
duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven
|
|
slide in front
|
duwen; iemand begunstigen; opschuiven; voorin schuiven; voorschuiven; voortrekken; vooruitschuiven
|
|