Summary
Dutch
Detailed Translations for wegtrekken from Dutch to English
wegtrekken:
Conjugations for wegtrekken:
o.t.t.
- trek weg
- trekt weg
- trekt weg
- trekken weg
- trekken weg
- trekken weg
o.v.t.
- trok weg
- trok weg
- trok weg
- trokken weg
- trokken weg
- trokken weg
v.t.t.
- ben weggetrokken
- bent weggetrokken
- is weggetrokken
- zijn weggetrokken
- zijn weggetrokken
- zijn weggetrokken
v.v.t.
- was weggetrokken
- was weggetrokken
- was weggetrokken
- waren weggetrokken
- waren weggetrokken
- waren weggetrokken
o.t.t.t.
- zal wegtrekken
- zult wegtrekken
- zal wegtrekken
- zullen wegtrekken
- zullen wegtrekken
- zullen wegtrekken
o.v.t.t.
- zou wegtrekken
- zou wegtrekken
- zou wegtrekken
- zouden wegtrekken
- zouden wegtrekken
- zouden wegtrekken
diversen
- trek weg!
- trekt weg!
- weggetrokken
- wegtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze