Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bijgebouw:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijgebouw from Dutch to Spanish

bijgebouw:

bijgebouw [het ~] noun

  1. het bijgebouw (dependance)
    la sucursal; la dependencia; el anejo; la filial; el anexo

Translation Matrix for bijgebouw:

NounRelated TranslationsOther Translations
anejo bijgebouw; dependance aanbouw; uitbouw
anexo bijgebouw; dependance aanbouw; aanhangsel; aanvulling; addendum; additie; appendix; bijlage; bijvoegsel; meezending; supplement; toelichting; toevoeging; toevoegsel; uitbouw
dependencia bijgebouw; dependance aanbouw; afdeling; afhankelijkheid; ander filiaal; departement; dependance; detachement; gewenning; ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat; onderhorigheid; sectie; subordinatie; tak; uitbouw; verslaafdheid; verslaving
filial bijgebouw; dependance agentschap; bijkantoor; dochteronderneming; filiaal; hulpkantoor
sucursal bijgebouw; dependance agentschap; agentuur; ander filiaal; bijkantoor; dependance; filiaal; hulpkantoor
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
sucursal filiaal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
anexo bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd; ingesloten; inliggend; omsingeld

Related Words for "bijgebouw":

  • bijgebouwen

Wiktionary Translations for bijgebouw:

bijgebouw
noun
  1. een gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort