Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. demoraliseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for demoraliseren from Dutch to Spanish

demoraliseren:

demoraliseren verb (demoraliseer, demoraliseert, demoraliseerde, demoraliseerden, gedemoraliseerd)

  1. demoraliseren

Conjugations for demoraliseren:

o.t.t.
  1. demoraliseer
  2. demoraliseert
  3. demoraliseert
  4. demoraliseren
  5. demoraliseren
  6. demoraliseren
o.v.t.
  1. demoraliseerde
  2. demoraliseerde
  3. demoraliseerde
  4. demoraliseerden
  5. demoraliseerden
  6. demoraliseerden
v.t.t.
  1. heb gedemoraliseerd
  2. hebt gedemoraliseerd
  3. heeft gedemoraliseerd
  4. hebben gedemoraliseerd
  5. hebben gedemoraliseerd
  6. hebben gedemoraliseerd
v.v.t.
  1. had gedemoraliseerd
  2. had gedemoraliseerd
  3. had gedemoraliseerd
  4. hadden gedemoraliseerd
  5. hadden gedemoraliseerd
  6. hadden gedemoraliseerd
o.t.t.t.
  1. zal demoraliseren
  2. zult demoraliseren
  3. zal demoraliseren
  4. zullen demoraliseren
  5. zullen demoraliseren
  6. zullen demoraliseren
o.v.t.t.
  1. zou demoraliseren
  2. zou demoraliseren
  3. zou demoraliseren
  4. zouden demoraliseren
  5. zouden demoraliseren
  6. zouden demoraliseren
en verder
  1. ben gedemoraliseerd
  2. bent gedemoraliseerd
  3. is gedemoraliseerd
  4. zijn gedemoraliseerd
  5. zijn gedemoraliseerd
  6. zijn gedemoraliseerd
diversen
  1. demoraliseer!
  2. demoraliseert!
  3. gedemoraliseerd
  4. demolariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for demoraliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desmoralizar demoraliseren

Wiktionary Translations for demoraliseren:

demoraliseren
verb
  1. (overgankelijk) ontmoedigen