Dutch

Detailed Translations for onderzoekend from Dutch to Spanish

onderzoeken:

Conjugations for onderzoeken:

o.t.t.
  1. onderzoek
  2. onderzoekt
  3. onderzoekt
  4. onderzoeken
  5. onderzoeken
  6. onderzoeken
o.v.t.
  1. onderzocht
  2. onderzocht
  3. onderzocht
  4. onderzochten
  5. onderzochten
  6. onderzochten
v.t.t.
  1. heb onderzocht
  2. hebt onderzocht
  3. heeft onderzocht
  4. hebben onderzocht
  5. hebben onderzocht
  6. hebben onderzocht
v.v.t.
  1. had onderzocht
  2. had onderzocht
  3. had onderzocht
  4. hadden onderzocht
  5. hadden onderzocht
  6. hadden onderzocht
o.t.t.t.
  1. zal onderzoeken
  2. zult onderzoeken
  3. zal onderzoeken
  4. zullen onderzoeken
  5. zullen onderzoeken
  6. zullen onderzoeken
o.v.t.t.
  1. zou onderzoeken
  2. zou onderzoeken
  3. zou onderzoeken
  4. zouden onderzoeken
  5. zouden onderzoeken
  6. zouden onderzoeken
en verder
  1. ben onderzocht
  2. bent onderzocht
  3. is onderzocht
  4. zijn onderzocht
  5. zijn onderzocht
  6. zijn onderzocht
diversen
  1. onderzoek!
  2. onderzoekt!
  3. onderzocht
  4. onderzoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onderzoeken:

NounRelated TranslationsOther Translations
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
controlar controleren
mirar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken; kijken
probar aan proberen; keurend bekijken; monsteren; passen; proefdraaien
rastrear dreggen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aquilatar beproeven; keuren; onderzoeken; testen
averiguar naspeuren; nasporen; onderzoeken checken; controleren; doorvorsen; informeren; inwinnen; nagaan; nakijken; natrekken; navraag doen; navragen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; trachten te krijgen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitvinden; uitzoeken; verifiëren
buscar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; afzoeken; halen; iets opzoeken; kopen; naslaan; nazoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
catar beproeven; keuren; onderzoeken; testen langzaam drinken; nippen; voorproeven
comprobar beproeven; keuren; naspeuren; nasporen; onderzoeken; testen aantonen; afwegen; bepalen; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; examineren; inschatten; kalibreren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; opmeten; overhoren; peilen; schatten; staven; testen; toetsen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
controlar beproeven; keuren; naspeuren; nasporen; onderzoeken; testen bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beteugelen; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; intomen; leerstof beheersen; matigen; nagaan; nakijken; onder de knie hebben; opletten; surveilleren; toezicht houden; toezien
corregir beproeven; keuren; onderzoeken; testen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; heroveren; herstellen; hervinden; herzien; maken; rechtstrijken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; terugvinden; verbeteren; vernieuwen
ensayar beproeven; keuren; onderzoeken; testen herhalen; oefenen; repeteren
examinar beproeven; keuren; onderzoeken; speuren; testen; vorsen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren
explorar aftasten; onderzoeken; speuren; verkennen; vorsen aftasten; afvoelen; bevoelen; doorvorsen
explorar a fondo onderzoeken; speuren; vorsen doorvorsen
inspeccionar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aankijken; bekijken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; examineren; fouilleren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; monsteren; monsters nemen; overzien; schouwen; toeschouwen; visiteren
investigar aftasten; naspeuren; nasporen; onderzoeken; speuren; verkennen; vorsen aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; overhoren; testen; toetsen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
mirar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aankijken; aanschouwen; bekijken; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; koekeloeren; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; speurend kijken; staren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; waarnemen; zien
pasar revista a beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
probar beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; keuren; op de proef stellen; proberen; proeven; smaken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; waarmaken
rastrear naspeuren; nasporen; onderzoeken crawlen; doorvorsen; dreggen; eggen; met een eg bewerken; naslaan; naspeuring doen; neuzen; opzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren
reconocer aftasten; onderzoeken; verkennen afgeven; beamen; beseffen; bevestigen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; schouwen; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren
repasar beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; inspecteren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen
someter a prueba beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; examineren; op de proef stellen; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen
verificar beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; checken; controleren; doorvorsen; inspecteren; nagaan; narekenen; natellen; natrekken; verifiëren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Related Words for "onderzoeken":


Related Definitions for "onderzoeken":

  1. precies kijken wat er aan de hand is1
    • de politie onderzocht de diefstal1

Wiktionary Translations for onderzoeken:

onderzoeken
verb
  1. (overgankelijk) de oorzaak of reden van iets bestuderen

Cross Translation:
FromToVia
onderzoeken explorar explore — to examine or investigate something systematically
onderzoeken averiguar; descubrir find out — to discover
onderzoeken investigar investigate — to inquire into, study
onderzoeken examinar investigate — to examine
onderzoeken inspeccionar survey — to inspect; to examine
onderzoeken investigar untersuchen — etwas analysieren oder erforschen, sich etwas sehr genau anschauen, um es zu verstehen
onderzoeken explorar; examinar examinerobserver avec attention, avec réflexion.
onderzoeken explorar; examinar explorerparcourir une région inconnue qu’on venir de découvrir pour en connaître la situation, l’étendue, les mœurs, etc.
onderzoeken explorar; examinar fouiller — Traductions à trier suivant le sens