Summary
Dutch
Detailed Translations for je from Dutch to Spanish
je:
Translation Matrix for je:
Pronoun | Related Translations | Other Translations |
- | jij; jou; jouw | |
Other | Related Translations | Other Translations |
te | je; jij | U; ge; gij |
ti | je; jij | U; ge; gij |
tu | je; jij | U; ge; gij |
tuya | je; jij | |
tuyo | je; jij | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
a ti | je; jou | |
te | je; jou | |
tu | je; jouw | |
tuyo | je; jouw |
Synonyms for "je":
Related Definitions for "je":
Wiktionary Translations for je:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• je | → uno; se | ↔ one — indefinite personal pronoun |
• je | → tu; tuyo | ↔ thy — possessive determiner |
• je | → os; les; vosotros; vosotras; ustedes | ↔ you — object pronoun: the group being addressed |
• je | → te; se; ti; vosotros; ustedes; usted | ↔ you — object pronoun: the person being addressed |
• je | → tú; usted; vos; vosotros; ustedes | ↔ you — subject pronoun: the person being addressed |
• je | → se; uno | ↔ you — one |
• je | → tu; su | ↔ your — belonging to you (singular; one owner) |
• je | → tú | ↔ tu — Pronom personnel sujet de la deuxième personne du singulier |
je form of tot zich nemen:
tot zich nemen verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
tot zich nemen (verorberen; consumeren; vreten; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken)
-
tot zich nemen (nuttigen; eten; consumeren; gebruiken; opeten; verorberen; oppeuzelen)
Conjugations for tot zich nemen:
o.t.t.
- neem mij tot zich
- neemt je tot zich
- neemt zich tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
o.v.t.
- me
- je
- zich
- ons
- je
- zich
v.t.t.
- ben mij tot zich genomen
- bent je tot zich genomen
- is zich tot zich genomen
- zijn ons tot zich genomen
- zijn je tot zich genomen
- zijn zich tot zich genomen
v.v.t.
- was mij tot zich genomen
- was je tot zich genomen
- was zich tot zich genomen
- waren ons tot zich genomen
- waren je tot zich genomen
- waren zich tot zich genomen
o.t.t.t.
- zal mij zich nemen
- zult je zich nemen
- zal zich zich nemen
- zullen ons zich nemen
- zullen je zich nemen
- zullen zich zich nemen
o.v.t.t.
- zou mij zich nemen
- zou je zich nemen
- zou zich zich nemen
- zouden ons zich nemen
- zouden je zich nemen
- zouden zich zich nemen
diversen
- neem je tot zich!
- neemt u tot zich!
- tot zich genomen
- tot zich nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze