Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- masker:
- maskeren:
-
Wiktionary:
- masker → máscara, careta
- maskeren → tapar, encubrir, ocultar
- maskeren → enmascarar, enmascaramiento, camuflaje
Dutch
Detailed Translations for masker from Dutch to Spanish
masker:
Translation Matrix for masker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
apariencia | dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen | aangezicht; aanzien; buitenkant; exterieur; faam; façade; gedaante; iemand zijn uiterlijk; illusie; naam; reputatie; roep; schijn; uiterlijk; uiterlijke schijn; verschijning; vertoon; voorkomen; voorwending; vorm |
careta | masker; mom; mombakkes | gezichtsmasker; larve; verkleding; vermomming |
fachada | dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen | aangezicht; façade; front; frontlijn; gevechtslinie; gevel; gevelbreedte; pui; uiterlijke schijn; vooraanzicht; vooreind; vooreinde; voorgevel; voorkant; voorste gedeelte; voorwending; voorzijde; vuurlijn |
mascarilla | masker; mom; mombakkes | larve |
máscara | masker; mom; mombakkes | larve; verkleding; vermomming; weergave |
pretexto | dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen | dekmantel; excuus; rijsnelheid; smoes; smoesje; uitvlucht; voorwending; voorwendsel |
Related Words for "masker":
maskeren:
-
maskeren (verhullen; omhullen; bedekken; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen)
Conjugations for maskeren:
o.t.t.
- masker
- maskert
- maskert
- maskeren
- maskeren
- maskeren
o.v.t.
- maskerde
- maskerde
- maskerde
- maskerden
- maskerden
- maskerden
v.t.t.
- heb gemaskeerd
- hebt gemaskeerd
- heeft gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
v.v.t.
- had gemaskeerd
- had gemaskeerd
- had gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
o.t.t.t.
- zal maskeren
- zult maskeren
- zal maskeren
- zullen maskeren
- zullen maskeren
- zullen maskeren
o.v.t.t.
- zou maskeren
- zou maskeren
- zou maskeren
- zouden maskeren
- zouden maskeren
- zouden maskeren
en verder
- ben gemaskeerd
- bent gemaskeerd
- is gemaskeerd
- zijn gemaskeerd
- zijn gemaskeerd
- zijn gamaskeerd
diversen
- masker!
- maskert!
- gemaskeerd
- maskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for maskeren:
Related Words for "maskeren":
Wiktionary Translations for maskeren:
maskeren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• maskeren | → enmascarar | ↔ mask — To cover, as the face, by way of concealment or defense against injury |
• maskeren | → enmascaramiento; camuflaje | ↔ camouflage — militaire|fr action de camoufler, art de se dissimuler, ou de rendre invisible une position ou un engin ; résultat de cette action. |