Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- omgaan:
-
Wiktionary:
- omgaan → relacionar, circundar, rodear, circular
Dutch
Detailed Translations for omgaan from Dutch to Spanish
omgaan:
-
omgaan (optrekken)
Conjugations for omgaan:
o.t.t.
- ga om
- gaat om
- gaat om
- gaan om
- gaan om
- gaan om
o.v.t.
- ging om
- ging om
- ging om
- gingen om
- gingen om
- gingen om
v.t.t.
- ben omgegaan
- bent omgegaan
- is omgegaan
- zijn omgegaan
- zijn omgegaan
- zijn omgegaan
v.v.t.
- was omgegaan
- was omgegaan
- was omgegaan
- waren omgegaan
- waren omgegaan
- waren omgegaan
o.t.t.t.
- zal omgaan
- zult omgaan
- zal omgaan
- zullen omgaan
- zullen omgaan
- zullen omgaan
o.v.t.t.
- zou omgaan
- zou omgaan
- zou omgaan
- zouden omgaan
- zouden omgaan
- zouden omgaan
diversen
- ga om!
- gaat om!
- omgegaan
- omgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omgaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
llevarse con | omgaan; optrekken | |
tener trato con | omgaan; optrekken | iets aankunnen; managen; omgang hebben met |
tratar a | omgaan; optrekken |