Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- vervoeren:
-
Wiktionary:
- vervoeren → transportar, carretear
- vervoeren → encanto oculto, encanto secretivo, encanto engañador, transportar, transferir, trasladar
Dutch
Detailed Translations for vervoeren from Dutch to Spanish
vervoeren:
-
vervoeren (iets transporteren)
-
vervoeren (transporteren)
-
vervoeren (in vervoering brengen)
-
vervoeren (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren)
trasladar; mover; desplazar; cambiar la fecha; transferir; cambiar de lugar; cambiar de sitio-
trasladar verb
-
mover verb
-
desplazar verb
-
cambiar la fecha verb
-
transferir verb
-
cambiar de lugar verb
-
cambiar de sitio verb
-
Conjugations for vervoeren:
o.t.t.
- vervoer
- vervoert
- vervoert
- vervoeren
- vervoeren
- vervoeren
o.v.t.
- vervoerde
- vervoerde
- vervoerde
- vervoerden
- vervoerden
- vervoerden
v.t.t.
- heb vervoerd
- hebt vervoerd
- heeft vervoerd
- hebben vervoerd
- hebben vervoerd
- hebben vervoerd
v.v.t.
- had vervoerd
- had vervoerd
- had vervoerd
- hadden vervoerd
- hadden vervoerd
- hadden vervoerd
o.t.t.t.
- zal vervoeren
- zult vervoeren
- zal vervoeren
- zullen vervoeren
- zullen vervoeren
- zullen vervoeren
o.v.t.t.
- zou vervoeren
- zou vervoeren
- zou vervoeren
- zouden vervoeren
- zouden vervoeren
- zouden vervoeren
diversen
- vervoer!
- vervoert!
- vervoerd
- vervoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vervoeren:
Synonyms for "vervoeren":
Related Definitions for "vervoeren":
Wiktionary Translations for vervoeren:
vervoeren
Cross Translation:
verb
-
personen of objecten naar een andere plek brengen
- vervoeren → transportar; carretear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vervoeren | → encanto oculto; encanto secretivo; encanto engañador | ↔ beguile — charm, delight |
• vervoeren | → transportar | ↔ transport — carry or bear from one place to another |
• vervoeren | → transportar; transferir; trasladar | ↔ reporter — Traductions à trier suivant le sens |
• vervoeren | → transportar; transferir; trasladar | ↔ transporter — porter d’un lieu dans un autre. |