Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- beheer:
- Beheer:
- beheren:
-
Wiktionary:
- beheer → administración
- beheer → gestión, administración
- beheren → administrar
- beheren → manejar, administrar, gestionar
Dutch
Detailed Translations for beheer from Dutch to Spanish
beheer:
-
het beheer (toezicht; controle; bewaking; zeggenschap; hoede; zorg; bescherming)
-
het beheer (bestuur; leiding; directie)
-
het beheer
Translation Matrix for beheer:
Wiktionary Translations for beheer:
beheer
Cross Translation:
noun
-
het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden
- beheer → administración
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beheer | → gestión; administración | ↔ management — administration; the process or practice of managing |
• beheer | → administración | ↔ administration — Action d’administrer, direction, conduite des affaires publiques ou particulières. |
• beheer | → gestión | ↔ gestion — Action et effet de gérer, d’administrer. |
• beheer | → administración | ↔ gérance — fonction de gérant. |
Beheer:
-
Beheer
Translation Matrix for Beheer:
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Administración | Beheer |
beheren:
-
beheren (administreren; besturen)
-
beheren
administrar-
administrar verb
-
Conjugations for beheren:
o.t.t.
- beheer
- beheert
- beheert
- beheren
- beheren
- beheren
o.v.t.
- beheerde
- beheerde
- beheerde
- beheerden
- beheerden
- beheerden
v.t.t.
- heb beheerd
- hebt beheerd
- heeft beheerd
- hebben beheerd
- hebben beheerd
- hebben beheerd
v.v.t.
- had beheerd
- had beheerd
- had beheerd
- hadden beheerd
- hadden beheerd
- hadden beheerd
o.t.t.t.
- zal beheren
- zult beheren
- zal beheren
- zullen beheren
- zullen beheren
- zullen beheren
o.v.t.t.
- zou beheren
- zou beheren
- zou beheren
- zouden beheren
- zouden beheren
- zouden beheren
diversen
- beheer!
- beheert!
- beheerd
- beherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beheren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
administrar | administreren; beheren; besturen | aangrijpen; aanwenden; benutten; binnen gieten; gebruiken; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toepassen; verstrekken |
gestionar | administreren; beheren; besturen |
Wiktionary Translations for beheren:
beheren
Cross Translation:
verb
-
het beheer hebben over iets
- beheren → administrar
-
iets leiden, besturen
- beheren → administrar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beheren | → manejar | ↔ manage — to direct or be in charge |
• beheren | → administrar | ↔ administrer — gouverner, régir les affaires public ou particulier. |
• beheren | → gestionar | ↔ gérer — Administrer, diriger, manager |
• beheren | → administrar | ↔ régir — gouverner, diriger, conduire. |