Summary
Dutch
Detailed Translations for grootbrengen from Dutch to Spanish
grootbrengen:
Conjugations for grootbrengen:
o.t.t.
- breng groot
- brengt groot
- brengt groot
- brengen groot
- brengen groot
- brengen groot
o.v.t.
- bracht groot
- bracht groot
- bracht groot
- brachten groot
- brachten groot
- brachten groot
v.t.t.
- heb grootgebracht
- hebt grootgebracht
- heeft grootgebracht
- hebben grootgebracht
- hebben grootgebracht
- hebben grootgebracht
v.v.t.
- had grootgebracht
- had grootgebracht
- had grootgebracht
- hadden grootgebracht
- hadden grootgebracht
- hadden grootgebracht
o.t.t.t.
- zal grootbrengen
- zult grootbrengen
- zal grootbrengen
- zullen grootbrengen
- zullen grootbrengen
- zullen grootbrengen
o.v.t.t.
- zou grootbrengen
- zou grootbrengen
- zou grootbrengen
- zouden grootbrengen
- zouden grootbrengen
- zouden grootbrengen
en verder
- ben grootgebracht
- bent grootgebracht
- is grootgebracht
- zijn grootgebracht
- zijn grootgebracht
- zijn grootgebracht
diversen
- breng groot!
- brengt groot!
- grootgebracht
- grootbrendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grootbrengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
criar | grootbrengen; opvoeden; vormen | aankweken; aanplanten; borstvoeding geven; de borst geven; een baby zogen; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen; zogen |
educar | grootbrengen; opvoeden; vormen | bijbrengen; doceren; inlichten; leren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; ontwikkelen; opleiden; scholen; tot ontwikkeling brengen; voorlichten |