Summary
Dutch
Detailed Translations for prop from Dutch to Spanish
prop:
Translation Matrix for prop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
coágulo | bloedprop; prop |
Related Words for "prop":
prop form of proppen:
-
proppen (ineen duwen)
Conjugations for proppen:
o.t.t.
- prop
- propt
- propt
- proppen
- proppen
- proppen
o.v.t.
- propte
- propte
- propte
- propten
- propten
- propten
v.t.t.
- heb gepropt
- hebt gepropt
- heeft gepropt
- hebben gepropt
- hebben gepropt
- hebben gepropt
v.v.t.
- had gepropt
- had gepropt
- had gepropt
- hadden gepropt
- hadden gepropt
- hadden gepropt
o.t.t.t.
- zal proppen
- zult proppen
- zal proppen
- zullen proppen
- zullen proppen
- zullen proppen
o.v.t.t.
- zou proppen
- zou proppen
- zou proppen
- zouden proppen
- zouden proppen
- zouden proppen
diversen
- prop!
- propt!
- gepropt
- proppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for proppen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
apretar | aanschroeven; afklemmen; afknijpen; vastschroeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
apretar | ineen duwen; proppen | aandrukken; afklemmen; afknellen; afknijpen; bedenken; comprimeren; drukken; fantaseren; indrukken; induwen; knellen; met gespannen voorwerp omsluiten; nijpen; omspannen; overspannen; persen; samenballen; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; uitdenken; vastdrukken; vastknijpen; verdichten; verzinnen; voorwenden |
apretujar | ineen duwen; proppen | klemzetten |