Dutch
Detailed Translations for verkoop from Dutch to Spanish
verkoop:
Translation Matrix for verkoop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
venta | afzet; omzet; verkoop | bar; buitencafé; café; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning |
volumen de negocios | afzet; omzet; verkoop | |
volumen de ventas | afzet; omzet; verkoop | omzet |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
ventas | verkoop |
Verkoop:
verkoop form of verkopen:
-
verkopen (verhandelen)
vender; venderse; comercializar; comerciar-
vender verb
-
venderse verb
-
comercializar verb
-
comerciar verb
-
-
verkopen (verbrassen; verspillen; verkwanselen; verkwisten; verboemelen)
desperdiciar; malgastar; gastarse todo el dinero; derrochar; despilfarrar; consumir el tiempo parrandeando; dilapidar-
desperdiciar verb
-
malgastar verb
-
derrochar verb
-
despilfarrar verb
-
dilapidar verb
-
Conjugations for verkopen:
o.t.t.
- verkoop
- verkoopt
- verkoopt
- verkopen
- verkopen
- verkopen
o.v.t.
- verkocht
- verkocht
- verkocht
- verkochten
- verkochten
- verkochten
v.t.t.
- heb verkocht
- hebt verkocht
- heeft verkocht
- hebben verkocht
- hebben verkocht
- hebben verkocht
v.v.t.
- had verkocht
- had verkocht
- had verkocht
- hadden verkocht
- hadden verkocht
- hadden verkocht
o.t.t.t.
- zal verkopen
- zult verkopen
- zal verkopen
- zullen verkopen
- zullen verkopen
- zullen verkopen
o.v.t.t.
- zou verkopen
- zou verkopen
- zou verkopen
- zouden verkopen
- zouden verkopen
- zouden verkopen
en verder
- ben verkocht
- bent verkocht
- is verkocht
- zijn verkocht
- zijn verkocht
- zijn verkocht
diversen
- verkoop!
- verkoopt!
- verkocht
- verkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkopen:
Antonyms for "verkopen":
Related Definitions for "verkopen":
Wiktionary Translations for verkopen:
verkopen
Cross Translation:
verb
-
goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven
- verkopen → vender
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkopen | → vender | ↔ sell — to agree to transfer goods or provide services |
• verkopen | → vender | ↔ verkaufen — einen Gegenstand, eine Ware gegen Geld abgeben |
• verkopen | → dividir; partir | ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail. |
• verkopen | → vender | ↔ vendre — aliéner une chose, transporter, céder à quelqu’un la propriété d’une chose pour un certain prix, contre une somme d'argent. |
External Machine Translations: