Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- grillen:
- gril:
-
Wiktionary:
- grillen → asar, gratinar
- gril → idiosincrasia, antojo, capricho
Dutch
Detailed Translations for grillen from Dutch to Spanish
grillen:
-
grillen (barbecuen; roosteren; grilleren)
asar al aire-
asar al aire verb
-
Conjugations for grillen:
o.t.t.
- gril
- grilt
- grilt
- grillen
- grillen
- grillen
o.v.t.
- grilde
- grilde
- grilde
- grilden
- grilden
- grilden
v.t.t.
- heb gegrild
- hebt gegrild
- heeft gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
v.v.t.
- had gegrild
- had gegrild
- had gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
o.t.t.t.
- zal grillen
- zult grillen
- zal grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
o.v.t.t.
- zou grillen
- zou grillen
- zou grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
en verder
- is gegrild
- zijn gegrild
diversen
- gril!
- grilt!
- gegrild
- grillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grillen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
asar al aire | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren |
Related Words for "grillen":
gril:
Translation Matrix for gril:
Noun | Related Translations | Other Translations |
capricho | bui; gril; kuur; luim; nuk | eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid; frats; grilligheid; impuls; luim; luimigheid; opwelling; prikkel; wispelturigheid |
humor | bui; gril; kuur; luim; nuk | bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; geestigheid; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gesteldheid; gevoel; humeur; humor; indruk; instelling; instinct; intuïtie; positie; psychische toestand; staat; stemming; toestand |
mal humor | bui; gril; kuur; luim; nuk | geestesgesteldheid; knorrigheid; kregelheid; psychische toestand |
manía | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanwensel; manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage; rarigheid; tic |