Summary


Dutch

Detailed Translations for omloop from Dutch to Spanish

omloop:

omloop [de ~ (m)] noun

  1. de omloop (roulatie; circulatie; rouleren)
    la rotación; la circulación; la rotaciones; la circulaciones; el camino de ronda
  2. de omloop (wandeling; ommetje; wandeltocht; )
    la vueltecita; el paseo

Translation Matrix for omloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
camino de ronda circulatie; omloop; roulatie; rouleren ringbaan; ringweg; rondweg
circulaciones circulatie; omloop; roulatie; rouleren roulaties
circulación circulatie; omloop; roulatie; rouleren bloedsomloop; doorspoeling; doorstroming; doorvloeiing; geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
paseo kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht allee; avenue; boulevard; dagreis; dreef; excursie; gang; kuiergang; laan; promenade; reis; rijtochtje; rijtoer; rit; ronde; rondreis; rondrit; rondwandeling; slentergang; slentergangetje; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje; voetreis; voettocht
rotaciones circulatie; omloop; roulatie; rouleren omwentelingen; roulaties
rotación circulatie; omloop; roulatie; rouleren buiging; draaien; draaiing; kromming; ommekeer; omwenteling; opslagkosten; revolutie; ronde; rotatie; totale verandering; tournee; wenteling; zwenking
vueltecita kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht

Related Words for "omloop":


Wiktionary Translations for omloop:

omloop
noun
  1. het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
  2. om de vinger of nagel lopende zweer
  3. wielercriterium

Cross Translation:
FromToVia
omloop circulación circulation — The act of passing from place to place or person to person

omlopen:

omlopen verb (loop om, loopt om, liep om, liepen om, omgelopen)

  1. omlopen (langs een omweg lopen)

Conjugations for omlopen:

o.t.t.
  1. loop om
  2. loopt om
  3. loopt om
  4. lopen om
  5. lopen om
  6. lopen om
o.v.t.
  1. liep om
  2. liep om
  3. liep om
  4. liepen om
  5. liepen om
  6. liepen om
v.t.t.
  1. ben omgelopen
  2. bent omgelopen
  3. is omgelopen
  4. zijn omgelopen
  5. zijn omgelopen
  6. zijn omgelopen
v.v.t.
  1. was omgelopen
  2. was omgelopen
  3. was omgelopen
  4. waren omgelopen
  5. waren omgelopen
  6. waren omgelopen
o.t.t.t.
  1. zal omlopen
  2. zult omlopen
  3. zal omlopen
  4. zullen omlopen
  5. zullen omlopen
  6. zullen omlopen
o.v.t.t.
  1. zou omlopen
  2. zou omlopen
  3. zou omlopen
  4. zouden omlopen
  5. zouden omlopen
  6. zouden omlopen
en verder
  1. heb omgelopen
  2. hebt omgelopen
  3. heeft omgelopen
  4. hebben omgelopen
  5. hebben omgelopen
  6. hebben omgelopen
diversen
  1. loop om!
  2. loopt om!
  3. omgelopen
  4. omlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omlopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dar un rodeo langs een omweg lopen; omlopen een omweg maken; omrijden
dar una vuelta langs een omweg lopen; omlopen ronddarren; rondlopen; rondrijden; rondslenteren; rondtoeren; rondwandelen
rodear langs een omweg lopen; omlopen eromheen staan; insluiten; omcirkelen; omgeven; omleggen; omringen; omsingelen; omsluiten; zich omdraaien

Related Words for "omlopen":


Wiktionary Translations for omlopen:


Cross Translation:
FromToVia
omlopen orbitar orbit — circle another object

Related Translations for omloop