Dutch
Detailed Translations for omloop from Dutch to Spanish
omloop:
-
de omloop (roulatie; circulatie; rouleren)
-
de omloop (wandeling; ommetje; wandeltocht; kuier; loopje; uitje; tochtje)
Translation Matrix for omloop:
Related Words for "omloop":
Wiktionary Translations for omloop:
omloop
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omloop | → circulación | ↔ circulation — The act of passing from place to place or person to person |
omlopen:
-
omlopen (langs een omweg lopen)
Conjugations for omlopen:
o.t.t.
- loop om
- loopt om
- loopt om
- lopen om
- lopen om
- lopen om
o.v.t.
- liep om
- liep om
- liep om
- liepen om
- liepen om
- liepen om
v.t.t.
- ben omgelopen
- bent omgelopen
- is omgelopen
- zijn omgelopen
- zijn omgelopen
- zijn omgelopen
v.v.t.
- was omgelopen
- was omgelopen
- was omgelopen
- waren omgelopen
- waren omgelopen
- waren omgelopen
o.t.t.t.
- zal omlopen
- zult omlopen
- zal omlopen
- zullen omlopen
- zullen omlopen
- zullen omlopen
o.v.t.t.
- zou omlopen
- zou omlopen
- zou omlopen
- zouden omlopen
- zouden omlopen
- zouden omlopen
en verder
- heb omgelopen
- hebt omgelopen
- heeft omgelopen
- hebben omgelopen
- hebben omgelopen
- hebben omgelopen
diversen
- loop om!
- loopt om!
- omgelopen
- omlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omlopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar un rodeo | langs een omweg lopen; omlopen | een omweg maken; omrijden |
dar una vuelta | langs een omweg lopen; omlopen | ronddarren; rondlopen; rondrijden; rondslenteren; rondtoeren; rondwandelen |
rodear | langs een omweg lopen; omlopen | eromheen staan; insluiten; omcirkelen; omgeven; omleggen; omringen; omsingelen; omsluiten; zich omdraaien |