Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- uitwisselen:
-
Wiktionary:
- uitwisselen → intercambiar, permutar, trocar
- uitwisselen → intercambiar, trocar, permutar
Dutch
Detailed Translations for uitwisselen from Dutch to Spanish
uitwisselen:
-
uitwisselen (ruilen; verruilen)
intercambiar-
intercambiar verb
-
Conjugations for uitwisselen:
o.t.t.
- wissel uit
- wisselt uit
- wisselt uit
- wisselen uit
- wisselen uit
- wisselen uit
o.v.t.
- wisselde uit
- wisselde uit
- wisselde uit
- wisselden uit
- wisselden uit
- wisselden uit
v.t.t.
- heb uitgewisseld
- hebt uitgewisseld
- heeft uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
v.v.t.
- had uitgewisseld
- had uitgewisseld
- had uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
o.t.t.t.
- zal uitwisselen
- zult uitwisselen
- zal uitwisselen
- zullen uitwisselen
- zullen uitwisselen
- zullen uitwisselen
o.v.t.t.
- zou uitwisselen
- zou uitwisselen
- zou uitwisselen
- zouden uitwisselen
- zouden uitwisselen
- zouden uitwisselen
en verder
- ben uitgewisseld
- bent uitgewisseld
- is uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
diversen
- wissel uit!
- wisselt uit!
- uitgewisseld
- uitwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitwisselen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
intercambiar | ruilen; uitwisselen; verruilen | fluctueren; met elkaar verwarren; omwisselen; variëren; verwisselen; wisselen |
Wiktionary Translations for uitwisselen:
uitwisselen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) wederzijds ruilen
- uitwisselen → intercambiar; permutar; trocar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitwisselen | → intercambiar; trocar; permutar | ↔ échanger — donner une chose contre une autre. |