Dutch
Detailed Translations for brak from Dutch to Spanish
brak:
-
de brak
Translation Matrix for brak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
perro braco | brak | |
perro perdiguero | brak | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
salobre | brak | zout; zoutig |
Related Words for "brak":
breken:
-
breken (aan stukken breken; stukbreken)
romper; quebrar; fracturar; romper en pedazos; hacer pedazos-
romper verb
-
quebrar verb
-
fracturar verb
-
romper en pedazos verb
-
hacer pedazos verb
-
-
breken (sneuvelen; kapot gaan; stuk gaan)
-
breken (kapotbreken; in stukken breken)
romper; quebrar; hacer trizas; hacer pedazos-
romper verb
-
quebrar verb
-
hacer trizas verb
-
hacer pedazos verb
-
-
breken (slopen; afbreken; omverhalen; uit elkaar halen; neerhalen)
-
breken (met opzet kapotmaken)
Conjugations for breken:
o.t.t.
- breek
- breekt
- breekt
- breken
- breken
- breken
o.v.t.
- brak
- brak
- brak
- braken
- braken
- braken
v.t.t.
- heb gebroken
- hebt gebroken
- heeft gebroken
- hebben gebroken
- hebben gebroken
- hebben gebroken
v.v.t.
- had gebroken
- had gebroken
- had gebroken
- hadden gebroken
- hadden gebroken
- hadden gebroken
o.t.t.t.
- zal breken
- zult breken
- zal breken
- zullen breken
- zullen breken
- zullen breken
o.v.t.t.
- zou breken
- zou breken
- zou breken
- zouden breken
- zouden breken
- zouden breken
en verder
- ben gebroken
- bent gebroken
- is gebroken
- zijn gebroken
- zijn gebroken
- zijn gebroken
diversen
- breek!
- breekt!
- gebroken
- brekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
breken
Translation Matrix for breken:
Antonyms for "breken":
Related Definitions for "breken":
Wiktionary Translations for breken:
breken
Cross Translation:
verb
-
in stukken uiteenvallen
- breken → romperse; estrellar; estrellarse; quebrarse
-
veranderen van richting van stralen
- breken → refractarse
-
in stukken uiteen doen vallen
- breken → romper; cascar; quebrar; quebrantar; fracturar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• breken | → romperse | ↔ break — intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces |
• breken | → quebrar; romper | ↔ break — transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces |
• breken | → romper | ↔ break — intransitive, of a bone: to crack |
• breken | → romper | ↔ break — transitive: to cause (a bone) to crack |
• breken | → reventar | ↔ bust — to break something |
• breken | → partir; romper | ↔ brechen — (transitiv) etwas zerkleinern, durch Kraft in mehrere Stücke zerlegen |
• breken | → romperse; quebrarse | ↔ brechen — (intransitiv) äußerer Belastung nicht mehr standhalten können |
• breken | → romper | ↔ brechen — (Strahlen) etwas Gerichtetes in einem Winkel ablenken |
• breken | → anular; cancelar; rescindir | ↔ etwas rückgängig machen — etwas in den vorigen Zustand versetzen |
• breken | → quebrar; romper; quebrantar | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |