Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aaneenkoppeling:


Dutch

Detailed Translations for aaneenkoppeling from Dutch to Spanish

aaneenkoppeling:

aaneenkoppeling [znw.] noun

  1. aaneenkoppeling (koppeling; verbinding)
    la juntura; el empalme; el ensamblaje; el enlace; el compuesto; la comunicación; la combinación

Translation Matrix for aaneenkoppeling:

NounRelated TranslationsOther Translations
combinación aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aaneensluiting; aansluiting; band; combinatie; connectie; join; kleurenschema; koppeling; liaison; link; onderjurk; relatie; samenhang; samenstelling; samenvoegen; schema; verband; verbinding
compuesto aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding
comunicación aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aaneensluiting; aangifte; aankondiging; aansluiting; band; bekendmaking; bereikbaarheid; bericht; bevestiging; bewering; boodschap; communicatie; connectie; contact; convocatie; declaratie; gewag; het uitspreken; informatie; kennisgeving; koppeling; liaison; link; mededeling; melding; openbare publicatie; opgave; opheldering; publicatie; publikatie; relaas; relatie; ruchtbaarheid; samenhang; statement; tijding; toelichting; uitgave; uitgifte; uiting; uitlegging; uitspraak; verband; verbinding; verklaring; vermelding; verwittiging
empalme aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aaneensluiting; aanhechting; aanvoeging; aftakking; alliantie; bastaard; bond; bondgenootschap; driesprong; hybride; knooppunt; koppeling; kruispunt; kruisverbinding; splitsing; spruitstuk; verbinding; verbond; verkeersknooppunt; vertakking; wegsplitsing
enlace aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; contact; draai; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; genootschap; het gebonden zijn; kink; knoop; koppeling; kronkel; liaison; liefdesrelatie; liga; link; lus; lusvormige kromming; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; sociëteit; soos; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding
ensamblaje aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aaneensluiting; aanvoeging; assemblage; assembleren; bijeenlegging; bond; broederschap; genootschap; koppeling; las; montage; samenstelling; samenvoeging; sociëteit; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; vereniging
juntura aaneenkoppeling; koppeling; verbinding aanhechting; aanvoeging; afdeling; bijeenlegging; bond; broederschap; departement; detachement; genootschap; gewricht; naad; samenvoeging; sectie; sociëteit; tak; verbinding van beenderen; verbindingsstuk; vereniging; voeg
ModifierRelated TranslationsOther Translations
compuesto gewikkeld in; ingewikkeld; samengesteld