Dutch
Detailed Translations for aantikken from Dutch to Spanish
aantikken:
-
aantikken (kloppen; tikken; aankloppen)
Conjugations for aantikken:
o.t.t.
- tik aan
- tikt aan
- tikt aan
- tikken aan
- tikken aan
- tikken aan
o.v.t.
- tikte aan
- tikte aan
- tikte aan
- tikten aan
- tikten aan
- tikten aan
v.t.t.
- heb aangetikt
- hebt aangetikt
- heeft aangetikt
- hebben aangetikt
- hebben aangetikt
- hebben aangetikt
v.v.t.
- had aangetikt
- had aangetikt
- had aangetikt
- hadden aangetikt
- hadden aangetikt
- hadden aangetikt
o.t.t.t.
- zal aantikken
- zult aantikken
- zal aantikken
- zullen aantikken
- zullen aantikken
- zullen aantikken
o.v.t.t.
- zou aantikken
- zou aantikken
- zou aantikken
- zouden aantikken
- zouden aantikken
- zouden aantikken
diversen
- tik aan!
- tikt aan!
- aangetikt
- aantikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aantikken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
golpear | bekloppen | |
tocar | aantikken | aanraken |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar golpecitos en una puerta o ventana | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | |
dar golpes | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | beroeren; beuken; bomen kappen; een klap geven; hakken; houwen; iemand raken; iemand treffen; kappen; omhakken; raken; rammen; slaan; treffen; vellen |
golpear | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; luiden; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; timmeren; treffen |
tocar | aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; ten deel vallen; toekomen; toevallen; voelen |