Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aanwensel:


Dutch

Detailed Translations for aanwensel from Dutch to Spanish

aanwensel:

aanwensel [het ~] noun

  1. het aanwensel (tic; rarigheid)
    la manía; el tic

Translation Matrix for aanwensel:

NounRelated TranslationsOther Translations
manía aanwensel; rarigheid; tic bui; gril; kuur; luim; manie; nuk; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage
tic aanwensel; rarigheid; tic karaktertrekje; trekje; zenuwtrek; zenuwtrekking

Related Words for "aanwensel":

  • aanwensels