Dutch

Detailed Translations for bekoord from Dutch to Spanish

bekoord:

bekoord adj

  1. bekoord (gecharmeerd)
  2. bekoord (aangetrokken tot)

Translation Matrix for bekoord:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
atraído aangetrokken tot; bekoord aangetrokken
encantado bekoord; gecharmeerd aangenaam; betoverd; hoe maakt u het

bekoren:

bekoren verb (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

  1. bekoren (bevallen)

Conjugations for bekoren:

o.t.t.
  1. bekoor
  2. bekoort
  3. bekoort
  4. bekoren
  5. bekoren
  6. bekoren
o.v.t.
  1. bekoorde
  2. bekoorde
  3. bekoorde
  4. bekoorden
  5. bekoorden
  6. bekoorden
v.t.t.
  1. heb bekoord
  2. hebt bekoord
  3. heeft bekoord
  4. hebben bekoord
  5. hebben bekoord
  6. hebben bekoord
v.v.t.
  1. had bekoord
  2. had bekoord
  3. had bekoord
  4. hadden bekoord
  5. hadden bekoord
  6. hadden bekoord
o.t.t.t.
  1. zal bekoren
  2. zult bekoren
  3. zal bekoren
  4. zullen bekoren
  5. zullen bekoren
  6. zullen bekoren
o.v.t.t.
  1. zou bekoren
  2. zou bekoren
  3. zou bekoren
  4. zouden bekoren
  5. zouden bekoren
  6. zouden bekoren
diversen
  1. bekoor!
  2. bekoort!
  3. bekoord
  4. bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekoren [znw.] noun

  1. bekoren (aantrekken; charmeren)
    el atractar; el fascinar

Translation Matrix for bekoren:

NounRelated TranslationsOther Translations
atractar aantrekken; bekoren; charmeren
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
encantar bekoren; bevallen beheksen; betoveren; gunst winnen; verleiden
fascinar bekoren; bevallen beheksen; betoveren; betrappen; boeien; fascineren; intrigeren; obsederen; snappen
gustar bekoren; bevallen aanstaan; amuseren; behagen; believen; bevallen; conveniëren; gelieven; genieten; genot hebben van; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; plezieren; prettig vinden; proeven; smaken; voorproeven
OtherRelated TranslationsOther Translations
encantar verrukken

Wiktionary Translations for bekoren:

bekoren
verb
  1. aantrekkingskracht uitoefenen

Cross Translation:
FromToVia
bekoren atraer; seducir; cautivar allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc.
bekoren atraer; seducir; cautivar appâterattirer avec un appât.
bekoren embelesar; encantar; fascinar; robar; pillar ravirenlever de force, emporter avec violence.
bekoren solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.
bekoren tentar tenteressayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.