Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. betamelijk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for betamelijk from Dutch to Spanish

betamelijk:

betamelijk adj

  1. betamelijk (welgevoeglijk; welvoeglijk)

Translation Matrix for betamelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
honesto eerlijke; rechtschapene
ModifierRelated TranslationsOther Translations
decente betamelijk; welgevoeglijk; welvoeglijk beschaafd; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; kuis; maagdelijk; manierlijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; proper; puur; rein; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk; zuiver
honesto betamelijk; welgevoeglijk; welvoeglijk betrouwbaar; braaf; braafjes; degelijk; degelijke; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; fideel; gedegen; geschikt; in hart en nieren; integer; keurig; kies; kuis; net; netjes; onbesproken; ongeveinsd; onkreukbaar; open; openhartig; oprecht; ordentelijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rein; respectabel; rondborstig; schoon; tof; trouwhartig; van goede hoedanigheid; zedig

Related Words for "betamelijk":


Wiktionary Translations for betamelijk:


Cross Translation:
FromToVia
betamelijk acomodado; adecuado; útil; utilizable; oportuno; cómodo; conveniente; decente convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
betamelijk sensato; juicioso; cuerdo; acertado; escarcha; conveniente raisonnable — Qui douer de raison, qui a la faculté de raisonner.