Dutch
Detailed Translations for bezorgd zijn from Dutch to Spanish
bezorgd zijn:
bezorgd zijn verb (ben bezorgd, bent bezorgd, is bezorgd, was bezorgd, waren bezorgd, bezorgd geweest)
-
bezorgd zijn
Conjugations for bezorgd zijn:
o.t.t.
- ben bezorgd
- bent bezorgd
- is bezorgd
- zijn bezorgd
- zijn bezorgd
- zijn bezorgd
o.v.t.
- was bezorgd
- was bezorgd
- was bezorgd
- waren bezorgd
- waren bezorgd
- waren bezorgd
v.t.t.
- ben bezorgd geweest
- bent bezorgd geweest
- is bezorgd geweest
- zijn bezorgd geweest
- zijn bezorgd geweest
- zijn bezorgd geweest
v.v.t.
- was bezorgd geweest
- was bezorgd geweest
- was bezorgd geweest
- waren bezorgd geweest
- waren bezorgd geweest
- waren bezorgd geweest
o.t.t.t.
- zal bezorgd zijn
- zult bezorgd zijn
- zal bezorgd zijn
- zullen bezorgd zijn
- zullen bezorgd zijn
- zullen bezorgd zijn
o.v.t.t.
- zou bezorgd zijn
- zou bezorgd zijn
- zou bezorgd zijn
- zouden bezorgd zijn
- zouden bezorgd zijn
- zouden bezorgd zijn
diversen
- ben bezorgd!
- bezorgd geweest
- bezorgd zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bezorgd zijn:
Noun | Related Translations | Other Translations |
preocuparse | gepeins; gepieker; geprakkizeer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
estar preocupado | bezorgd zijn | beducht zijn; bezorgd wezen; duchten; in zorg zijn |
preocuparse | bezorgd zijn | alarmeren; bekommeren; zich bezorgd maken; zich zorgen maken |