Dutch
Detailed Translations for binnengetrokken from Dutch to Spanish
binnengetrokken:
Translation Matrix for binnengetrokken:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
avanzado | binnengetrokken | aangerukt; allernieuwste; geavanceerd; geavanceerde; gebracht; gevorderd; laatste; vergevorderd |
entrado | binnengetrokken | binnengebracht; corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig |
binnentrekken:
-
binnentrekken (binnenmarcheren)
irrumpir; invadir; entrar en; penetrar en-
irrumpir verb
-
invadir verb
-
entrar en verb
-
penetrar en verb
-
Conjugations for binnentrekken:
o.t.t.
- trek binnen
- trekt binnen
- trekt binnen
- trekken binnen
- trekken binnen
- trekken binnen
o.v.t.
- trok binnen
- trok binnen
- trok binnen
- trokken binnen
- trokken binnen
- trokken binnen
v.t.t.
- heb binnengetrokken
- hebt binnengetrokken
- heeft binnengetrokken
- hebben binnengetrokken
- hebben binnengetrokken
- hebben binnengetrokken
v.v.t.
- had binnengetrokken
- had binnengetrokken
- had binnengetrokken
- hadden binnengetrokken
- hadden binnengetrokken
- hadden binnengetrokken
o.t.t.t.
- zal binnentrekken
- zult binnentrekken
- zal binnentrekken
- zullen binnentrekken
- zullen binnentrekken
- zullen binnentrekken
o.v.t.t.
- zou binnentrekken
- zou binnentrekken
- zou binnentrekken
- zouden binnentrekken
- zouden binnentrekken
- zouden binnentrekken
en verder
- ben binnengetrokken
- bent binnengetrokken
- is binnengetrokken
- zijn binnengetrokken
- zijn binnengetrokken
- zijn binnengetrokken
diversen
- trek binnen!
- trekt binnen!
- binnengetrokken
- binnentrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binnentrekken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
invadir | binnenvallen; invallen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
entrar en | binnenmarcheren; binnentrekken | aankomen; aanvangen; arriveren; beginnen; betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnenstromen; binnentreden; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inpassen; inrijden; instromen; invallen; massaal opkomen; onverwachts langskomen; passen in; penetreren; starten; toestromen; van start gaan |
invadir | binnenmarcheren; binnentrekken | bekruipen; bevangen; binnendringen; binnenvallen; haven binnenvaren; het gevoel krijgen; indringen; infiltreren; invallen; onverwachts langskomen |
irrumpir | binnenmarcheren; binnentrekken | haven binnenvaren |
penetrar en | binnenmarcheren; binnentrekken | binnendringen; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; invallen |