Dutch
Detailed Translations for bolwerk from Dutch to Spanish
bolwerk:
Translation Matrix for bolwerk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
baluarte | bolwerk | stadswal; veste |
bastión | bolwerk | stadswal; veste |
central | bolwerk | centrale; meldkamer |
centro | bolwerk | binnenste; bloedpomp; centrum; dolhuis; gekkenhuis; gesticht; hart; inrichting; kern; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; middelpunt; middelste; midden; psychiatrische inrichting |
fortaleza | bastion; bolwerk; fort | aandrijving; burcht; citadel; deurslot; dynamiek; energie; felheid; fiksheid; fort; kasteel; kracht; krachtdadigheid; macht; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterkte; stuwkracht; vermogen; versterkte plaats; voortstuwing |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
central | centraal; cruciaal; elementair; essentieel; in het centrum; kardinaal; noodzakelijk; vereist; voornaamst |
Related Words for "bolwerk":
bolwerk form of bolwerken:
-
bolwerken
Conjugations for bolwerken:
o.t.t.
- bolwerk
- bolwerkt
- bolwerkt
- bolwerken
- bolwerken
- bolwerken
o.v.t.
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkten
- bolwerkten
- bolwerkten
v.t.t.
- heb gebolwerkt
- hebt gebolwerkt
- heeft gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
v.v.t.
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
o.t.t.t.
- zal bolwerken
- zult bolwerken
- zal bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
o.v.t.t.
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
diversen
- bolwerk!
- bolwerkt!
- gebolwerkt
- bolwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bolwerken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
defenderse | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar abasto | bolwerken | |
defenderse | bolwerken | behelpen; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten |
poder con todo | bolwerken |