Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. couverts:
  2. couvert:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for couverts from Dutch to Spanish

couverts:

couverts [de ~] noun, plural

  1. de couverts (enveloppen)
    el sobres; el cubiertos

Translation Matrix for couverts:

NounRelated TranslationsOther Translations
cubiertos couverts; enveloppen bestek; couvert; eetgerei; tafelgerei
sobres couverts; enveloppen

Related Words for "couverts":


couverts form of couvert:

couvert [het ~] noun

  1. het couvert (enveloppe; omslag; wikkel)
    el sobre
  2. het couvert (eetgerei; bestek)
    el cubiertos; el utensilios de mesa
  3. het couvert (maaltijdgang)
    el cubierto

Translation Matrix for couvert:

NounRelated TranslationsOther Translations
cubierto couvert; maaltijdgang briefomslag; envelop
cubiertos bestek; couvert; eetgerei couverts; enveloppen; tafelgerei
sobre couvert; enveloppe; omslag; wikkel boekomslag; briefomslag; envelop; kaft; omslag
utensilios de mesa bestek; couvert; eetgerei
ModifierRelated TranslationsOther Translations
cubierto afgedekt; bedekt; bekleed; gecovered; gedekt; gesluierd; gestoffeerd; gezekerd; ingedekt; omfloerst; overdekt; overkapt
sobre gepasseerd; over; overheen; voorbij

Related Words for "couvert":


Wiktionary Translations for couvert:

couvert
noun
  1. eetgerei

Cross Translation:
FromToVia
couvert cubierto couvert — La nappe avec les serviettes, les couteaux, les cuillers, etc. (Sens général).
couvert sobre; cubierta enveloppe — Ce qui pouvoir entourer quelque chose.