Dutch
Detailed Translations for creneleren from Dutch to Spanish
creneleren:
-
creneleren (insnijden)
Conjugations for creneleren:
o.t.t.
- creneleer
- creneleert
- creneleert
- creneleren
- creneleren
- creneleren
o.v.t.
- creneleerde
- creneleerde
- creneleerde
- creneleerden
- creneleerden
- creneleerden
v.t.t.
- heb gecreneleerd
- hebt gecreneleerd
- heeft gecreneleerd
- hebben gecreneleerd
- hebben gecreneleerd
- hebben gecreneleerd
v.v.t.
- had gecreneleerd
- had gecreneleerd
- had gecreneleerd
- hadden gecreneleerd
- hadden gecreneleerd
- hadden gecreneleerd
o.t.t.t.
- zal creneleren
- zult creneleren
- zal creneleren
- zullen creneleren
- zullen creneleren
- zullen creneleren
o.v.t.t.
- zou creneleren
- zou creneleren
- zou creneleren
- zouden creneleren
- zouden creneleren
- zouden creneleren
diversen
- creneleer!
- creneleert!
- gecreneleerd
- crenelerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze