Dutch
Detailed Translations for doodgeschoten from Dutch to Spanish
doodgeschoten:
-
doodgeschoten (geëxecuteerd)
Translation Matrix for doodgeschoten:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
celebrado | doodgeschoten; geëxecuteerd | fameus; voltrokken |
ejecutado | doodgeschoten; geëxecuteerd | af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht; voltrokken |
llevado a cabo | doodgeschoten; geëxecuteerd | af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gerealiseerd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; uitgevoerd; verricht; verwerkelijkt; verwezenlijkt; volbracht; voltooid; voltrokken; voorbij |
doodschieten:
-
doodschieten (doodvonnis uitvoeren; executeren; vermoorden; om het leven brengen; ombrengen)
ejecutar; exterminar; abatir; someter a ejecución forzosa; hacer sentencia de muerte-
ejecutar verb
-
exterminar verb
-
abatir verb
-
-
doodschieten (afschieten; fusilleren; afknallen)
fusilar; matar a tiros; matar; asesinar; matar de un tiro-
fusilar verb
-
matar a tiros verb
-
matar verb
-
asesinar verb
-
matar de un tiro verb
-
Conjugations for doodschieten:
o.t.t.
- schiet dood
- schiet dood
- schiet dood
- schieten dood
- schieten dood
- schieten dood
o.v.t.
- schoot dood
- schoot dood
- schoot dood
- schoten dood
- schoten dood
- schoten dood
v.t.t.
- heb doodgeschoten
- hebt doodgeschoten
- heeft doodgeschoten
- hebben doodgeschoten
- hebben doodgeschoten
- hebben doodgeschoten
v.v.t.
- had doodgeschoten
- had doodgeschoten
- had doodgeschoten
- hadden doodgeschoten
- hadden doodgeschoten
- hadden doodgeschoten
o.t.t.t.
- zal doodschieten
- zult doodschieten
- zal doodschieten
- zullen doodschieten
- zullen doodschieten
- zullen doodschieten
o.v.t.t.
- zou doodschieten
- zou doodschieten
- zou doodschieten
- zouden doodschieten
- zouden doodschieten
- zouden doodschieten
en verder
- ben doodgeschoten
- bent doodgeschoten
- is doodgeschoten
- zijn doodgeschoten
- zijn doodgeschoten
- zijn doodgeschoten
diversen
- schiet dood!
- schiet dood!
- doodgeschoten
- doodschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
doodschieten (neerleggen; neerschieten)