Dutch
Detailed Translations for doorschuiven from Dutch to Spanish
doorschuiven:
-
doorschuiven (aan een ander overlaten)
Conjugations for doorschuiven:
o.t.t.
- schuif door
- schuift door
- schuift door
- schuiven door
- schuiven door
- schuiven door
o.v.t.
- schoof door
- schoof door
- schoof door
- schoven door
- schoven door
- schoven door
v.t.t.
- heb doorgeschoven
- hebt doorgeschoven
- heeft doorgeschoven
- hebben doorgeschoven
- hebben doorgeschoven
- hebben doorgeschoven
v.v.t.
- had doorgeschoven
- had doorgeschoven
- had doorgeschoven
- hadden doorgeschoven
- hadden doorgeschoven
- hadden doorgeschoven
o.t.t.t.
- zal doorschuiven
- zult doorschuiven
- zal doorschuiven
- zullen doorschuiven
- zullen doorschuiven
- zullen doorschuiven
o.v.t.t.
- zou doorschuiven
- zou doorschuiven
- zou doorschuiven
- zouden doorschuiven
- zouden doorschuiven
- zouden doorschuiven
en verder
- ben doorgeschoven
- bent doorgeschoven
- is doorgeschoven
- zijn doorgeschoven
- zijn doorgeschoven
- zijn doorgeschoven
diversen
- schuif door!
- schuift door!
- doorgeschoven
- doorschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorschuiven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ceder | uitrekken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ceder | aan een ander overlaten; doorschuiven | afgeven; afleggen; afstaan; afstand doen; afzien; bezwijken; erop achteruitgaan; geld inleveren; gunnen; het onderspit delven; iets toekennen; inleveren; opspannen; overgeven; overhandigen; rekken; spannen; tenondergaan; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitstrekken; vlieden; vluchten; wegvluchten; wijken |
dejar a otra persona | aan een ander overlaten; doorschuiven | |
endosar | aan een ander overlaten; doorschuiven | opzadelen |