Dutch
Detailed Translations for doorslaan from Dutch to Spanish
doorslaan:
-
doorslaan (verklappen; verraden)
delatar; traicionar; cantar; soltar; soplar; tirar de la manta-
delatar verb
-
traicionar verb
-
cantar verb
-
soltar verb
-
soplar verb
-
tirar de la manta verb
-
-
doorslaan (doormeppen)
Conjugations for doorslaan:
o.t.t.
- sla door
- slaat door
- slaat door
- slaan door
- slaan door
- slaan door
o.v.t.
- sloeg door
- sloeg door
- sloeg door
- sloegen door
- sloegen door
- sloegen door
v.t.t.
- heb doorgeslagen
- hebt doorgeslagen
- heeft doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
v.v.t.
- had doorgeslagen
- had doorgeslagen
- had doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
o.t.t.t.
- zal doorslaan
- zult doorslaan
- zal doorslaan
- zullen doorslaan
- zullen doorslaan
- zullen doorslaan
o.v.t.t.
- zou doorslaan
- zou doorslaan
- zou doorslaan
- zouden doorslaan
- zouden doorslaan
- zouden doorslaan
diversen
- sla door!
- slat door!
- doorgeslagen
- doorslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze