Dutch

Detailed Translations for doorslaan from Dutch to Spanish

doorslaan:

doorslaan verb (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)

  1. doorslaan (verklappen; verraden)
  2. doorslaan (doormeppen)

Conjugations for doorslaan:

o.t.t.
  1. sla door
  2. slaat door
  3. slaat door
  4. slaan door
  5. slaan door
  6. slaan door
o.v.t.
  1. sloeg door
  2. sloeg door
  3. sloeg door
  4. sloegen door
  5. sloegen door
  6. sloegen door
v.t.t.
  1. heb doorgeslagen
  2. hebt doorgeslagen
  3. heeft doorgeslagen
  4. hebben doorgeslagen
  5. hebben doorgeslagen
  6. hebben doorgeslagen
v.v.t.
  1. had doorgeslagen
  2. had doorgeslagen
  3. had doorgeslagen
  4. hadden doorgeslagen
  5. hadden doorgeslagen
  6. hadden doorgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal doorslaan
  2. zult doorslaan
  3. zal doorslaan
  4. zullen doorslaan
  5. zullen doorslaan
  6. zullen doorslaan
o.v.t.t.
  1. zou doorslaan
  2. zou doorslaan
  3. zou doorslaan
  4. zouden doorslaan
  5. zouden doorslaan
  6. zouden doorslaan
diversen
  1. sla door!
  2. slat door!
  3. doorgeslagen
  4. doorslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorslaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
cantar deuntje; wijsje; zang
soltar loslating; losraken
VerbRelated TranslationsOther Translations
cantar doorslaan; verklappen; verraden bemerken; kraaien; kwelen; kwetteren; kwinkeleren; opmerken; tjilpen; zingen
delatar doorslaan; verklappen; verraden aanbrengen; aangeven; babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; ontpoppen; overbrieven; praten; snateren; spreken; uit de school klappen; uitbrengen; uitflappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; wauwelen; zwammen
seguir dando palos doormeppen; doorslaan
seguir pegando doormeppen; doorslaan
soltar doorslaan; verklappen; verraden afgespen; afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; detacheren; eraf gaan; eruitstappen; laten gaan; losgooien; loskrijgen; loslaten; losmaken; lostornen; loswerken; loswerpen; niet vasthouden; open krijgen; opgeven; ophouden; opsturen; posten; scheiden; stoppen; sturen; toezenden; tornen; uithalen; uittrekken; verzenden; wegsturen; wegzenden
soplar doorslaan; verklappen; verraden blazen; fluiten; hard waaien; hijgen; pijpen; pimpelen; puffen; uitademen; uitblazen; voorzeggen; waaien; wegblazen
tirar de la manta doorslaan; verklappen; verraden
traicionar doorslaan; verklappen; verraden aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden

Related Definitions for "doorslaan":

  1. de stroom onderbreken1
    • de stoppen zijn doorgeslagen1
  2. niet ophouden te zeggen wat in je opkomt1
    • als zij eenmaal praat, slaat ze door1
  3. overhellen naar het zwaarste punt1
    • de weegschaal slaat door1
  4. vocht doorlaten1
    • de muren zijn helemaal doorgeslagen1