Dutch
Detailed Translations for erbij halen from Dutch to Spanish
erbij halen:
-
erbij halen (erbij roepen)
Conjugations for erbij halen:
o.t.t.
- haal erbij
- haalt erbij
- haalt erbij
- halen erbij
- halen erbij
- halen erbij
o.v.t.
- haalde erbij
- haalde erbij
- haalde erbij
- haalden erbij
- haalden erbij
- haalden erbij
v.t.t.
- heb erbij gehaald
- hebt erbij gehaald
- heeft erbij gehaald
- hebben erbij gehaald
- hebben erbij gehaald
- hebben erbij gehaald
v.v.t.
- had erbij gehaald
- had erbij gehaald
- had erbij gehaald
- hadden erbij gehaald
- hadden erbij gehaald
- hadden erbij gehaald
o.t.t.t.
- zal erbij halen
- zult erbij halen
- zal erbij halen
- zullen erbij halen
- zullen erbij halen
- zullen erbij halen
o.v.t.t.
- zou erbij halen
- zou erbij halen
- zou erbij halen
- zouden erbij halen
- zouden erbij halen
- zouden erbij halen
en verder
- ben erbij gehaald
- bent erbij gehaald
- is erbij gehaald
- zijn erbij gehaald
- zijn erbij gehaald
- zijn erbij gehaald
diversen
- haal erbij!
- haalt erbij!
- erbij gehaald
- erbij halend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for erbij halen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
llamar | aanbellen; bellen; wegroepen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
llamar | erbij halen; erbij roepen | aanbellen; aanroepen; aanschrijven; aanzeggen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; door de telefoon praten; een naam geven; erbij zeggen; iemand opbellen; inroepen; inviteren; kennis geven; konde doen; laten komen; noemen; ontbieden; opbellen; oproepen; sommeren; telefoneren; telefoontje plegen; tevoorschijn roepen; vermelden; vernoemen |