Dutch

Detailed Translations for gamma from Dutch to Spanish

gamma:

gamma [de ~] noun

  1. de gamma (spectrum; scala)
    la gama; el espectro; la serie
  2. de gamma (toonschaal; toonladder; ladder; octaaf)
    la escala; el octavo; la escala musical; el espectro de colores; la octava real
  3. de gamma (kleurenspectrum; kleurenschaal)
    la escala; la gama; el matiz; el espectro de colores; el espectro solar; el matiz de color

Translation Matrix for gamma:

NounRelated TranslationsOther Translations
escala gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal aanleghaven
escala musical gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal ladder; toonladder; toonschaal
espectro gamma; scala; spectrum droombeeld; geest; geestverschijning; hersenschim; illusie; schim; schrikbeeld; spook; spookbeeld; spookverschijning; verschijning; waaier
espectro de colores gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal kleurenspectrum
espectro solar gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum
gama gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; scala; spectrum aaneenschakeling; keten; ketting; reeks; serie; snoer
matiz gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum ondertoon; tint; tintje
matiz de color gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum
octava real gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal
octavo gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal achtste
serie gamma; scala; spectrum aaneenschakeling; cyclus; gelid; keten; ketting; opeenvolging; reeks; rij; rij manschappen; sequens; sequentie; serie; sleep; snoer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
octavo achtste

Wiktionary Translations for gamma:

gamma
noun
  1. 2
  2. 4

Cross Translation:
FromToVia
gamma constelación constellation — wide, seemingly unlimited assortment
gamma gamma gamma — the name of the third letter of the Greek alphabet
gamma gama gamut — complete range